Carnica’s telen? Ook voor de beginner!

Telen van raskoninginnetjes voor niet-telers:

Veel imkers, ook  VCI-ers die met rasbijen zoals Carnica zijn begonnen, doen weliswaar niet zelf aan koninginnenteelt maar kopen P- en F1-moeren (en F1-volkjes) van anderen. Maar soms ook niet,  met als gevolg dat de goede eigenschappen van het rasmateriaal verloren gaan. Om dat te voorkomen, hieronder een overzicht van manieren waarop je zelf kan zorgen dat je bijen voldoende zachtaardige Carnica blijven: klik voor de uitleg steeds op de link van je keuze.

Voor beginners
– via een veger van je raszuivere volk
– door in een pleegvolk raat met eitjes/jonge larfjes in te hangen van een P-moer

Voor iets gevorderden onder begeleiding:
– met behulp van een teeltraam met Nicotsysteem
– voor de doe-het-zelver; met blikjes  in plaats van het Nicotsysteem

Doe als het even kan eens mee met een Doppenproject.  Bijvoorbeeld bij Dessy van der Waals in Tull en ’t Waal of bij een andere VCI-mentor, bij jou in de buurt.
In zo’n doppenproject zorgt de mentor voor de raslarfjes, en krijgen de deelnemers advies hoe ze die thuis in een pleegvolk groot kunnen brengen. Een variant ervan is het grootbrengen van larfjes in één gemeenschappelijk samengestelde broedaflegger, en wel onder deskundig toezicht van de teler. Groot voordeel: dat deskundig toezicht –  plus dat ieder die broedramen en bijen heeft ingebracht uiteindelijk een koninginnetje  in eigen volkmeekrijgt. Nadeel: het risico van onderlinge besmetting van de ingebrachte ramen (en afhankelijk van de organisatie: coronabesmetting van de deelnemers).

Voor ervaren imkers:
– de separatormethode zoals beschreven door Hayo Velthuis
– met Nicotsysteem veel moertjes telen

Invoeren

Het invoeren (huisvesten in een volkje) van zelfgeteelde onbevruchte moertjes gebeurt steeds in kleine of verkleinde kastjes, op tijd voorbereid. In de tuin bv. opgesteld wordt ze standbevrucht (F1), in een bevruchtingskastje naar een bevruchtingsstation of inseminator gebracht wordt zij een kostbaar P-moertje.

Invoeren van zo’n P-moertje is een heel ander verhaal. Lees daarom eerst dit artikel over invoeren van moeren: moer en toekomstig volk(je) moeten op elkaar zijn afgestemd, verder zijn belangrijk: de rijpheid (=leeftijd) van de jonge koningin, de genetische afstand tussen moertje en ontvangend volk, de grootte van dat volk. Ook het seizoen kan een rol spelen.
Hier twee methodes: via een broedloze schudzwerm  – via een  6-raams broedaflegger
Als de moer nog in de EWK zit waarmee ze naar een bevruchtingsstation of naar de inseminator is geweest, én ze legt al goed, dan maak je in een 6-ramer met gaasbodem een broedaflegger van 4 raten. Vervang 1 van de 2 glaasjes van de EWK, en vervang dat door krantenpapier met wat gaatjes; zet de EWK op plaats 5 en 6 (met de krant naar de broedaflegger gekeerd).

Ombouwen van huis-tuin-en-keukenbijen naar Carnica

  • Via een rijpe Carnicadop en een hopeloos moerloos gemaakte broedaflegger met veel jonge bijen.
  • Via een broedloze veger (kunstzwerm koningin met bijen en voer).

Uitbouwen

Lees hier hoe je je zesramer met zelfgeteelde F1 uitbouwt tot een productievolk


Een teler van rasbijen let op de moer én de darren: de bevruchting

Voor raszuivere aankopen en dito bevruchting kijken Carnicatelers naar binnen- én buitenland, vooral naar Noordwest-Duitsland, dichtbij en met een soortgelijk klimaat en landschap. Jaarlijks wordt een flink aantal bevruchtingskastjes naar bevruchtingsstations op Duitse Waddeneilanden gebracht. Uit Slovenië en Oostenrijk worden ook wel P-moeren besteld.

In Nederland zijn er Carnica-teeltstations op Schiermonnikoog en in Zeeuws-Vlaanderen (nl. het Belgische station ‘Kreverhille’). Een Carnica-bevruchtingsstation is er op Vlieland (beheerd door ‘Schier‘) en ook een in Ossenisse (Zeeuws-Vlaanderen) (beheerd door  ‘Kreverhille’).
Ook via kunstmatige inseminatie (KI) met raszuivere darren verkrijgt men P-koninginnen. KI binnen Nederland heeft als voordeel dat daarvoor niet zover gereisd hoeft te worden met de jonge koninginnen. Nog belangrijker is dat de slagingskans niet van het weer afhangt. En ze ligt in het algemeen hoog.

Bij elke gecontroleerde bevruchting moeten de ouderdieren natuurlijk goed op elkaar zijn afgestemd, bijvoorbeeld om inteelt te voorkomen.

Selectie

De eigenschappen en de kwaliteit van een bijenvolk worden beïnvloed door de imker. Maar de koningin, met het sperma in haar spermatheca, is het belangrijkst. Bedenk: ook raszuivere Carnicakoninginnen zijn niet allemaal hetzelfde! Daarom is koninginnenteelt en selectie op eigenschappen en kwaliteit (ook aan de darrenkant) erg belangrijk; sperma maakt immers de helft uit van het genetisch materiaal van de moer.
Selectie van teeltvolken kan ‘op het oog’, maar kan statistisch worden ondersteund met wetenschappelijke kennis uit het gebied van de landbouwhuisdieren. Een aantal Carnicatelers, verenigd in de Werkgroep Beebreed Nederland, maakt daar met succes gebruik van.