Carnica in soorten

Hoe ziet Carnica er uit?

Nakomelingen van een P-moer hebben een lederbruin achterlijf met grijze viltbanden. Nakomelingen van een F1-moer kunnen qua kenmerken verschillen doordat de koningin met allerlei niet-Carnicadarren heeft gepaard (‘pyama-bijen’), maar zullen meestal ook zachtaardig zijn. Raszuiverheid van een volk is onder meer te bepalen door aan een monster werksters de cubitaalindex van de vleugels vast te stellen. Tegenwoordig staan daarvoor bv. ook DNA-analyses ter beschikking.

Stammen en lijnen

Onder ‘stammen’ worden raszuivere teeltproducten verstaan waarin een zekere vaste vererving heeft plaatsgevonden van wenselijke eigenschappen door gedurende langere tijd in het oorspronkelijke leefgebied op die eigenschappen te selecteren. De teler die zo’n stam ontwikkelde gaf hem een naam, vaak die van hemzelf. Zo’n stam is dus mensenwerk. De ervaring leert dat uit een stam door navolgers geleidelijk meerdere lijnen ontwikkeld zijn.

Hieronder staan per stam de links naar uitvoeriger achtergronden:

Sklenar
Genoemd naar de Oostenrijker Guido Sklenar, eind 19e eeuw. Deze hield zich in het Oostenrijkse Mistelbach, aan de rand van het oorspronkelijke gebied van de krainer bij, bezig met selectie uit zijn groep van 50 volken. Meerdere lijnen.

Peschetz
Genoemd naar Hans Peschetz (1901-1968), een Oostenrijkse spoorwegbeambte.  In mei 1926 bemachtigde hij in een afgelegen dorp in Boven-Karintië op een kleine bijenstand, een zware zwerm van een zuiver Carnicavolk. Uit dit volk komt zijn teelt voort.

Troiseck
Ontwikkeld door Oostenrijkse teler Jakob Wrisnig (1875-1952) en genoemd naar het bevruchtingsstation ‘Troiseck’ in  Obersteiermark (Mürztal, Stiermarken).

Sloveense carnica stam 03
De door de Slovenen uitgevoerde bijenteelt, met z’n verrassende versierde bijenkastbordjes, heeft bijzondere,  door professor Friedrich Ruttner bestudeerde, karaktertrekken.

Schiercarnica
Op de website van de Stichting Station voor Carnicateelt staan de geschiedenis van het teeltstation Schiermonnikoog en de achtergrond van het huidig genetisch materiaal daar.

Ook binnen lijnen en stammen is genetische variatie, waardoor selectie en ook combinatie zinvol blijft. In ons land teelt de Werkgroep Beebreed Nederland met de beste koninginnen uit een aantal lijnen en combineert deze weloverwogen in de zogenaamde ‘Nederlandse lijn’.